Drukwerk is bedoeld om snel informatie te vermenigvuldigen op papier. Machines kunnen snel en efficiënt werk leveren. Ook zorgen machines voor betere en goedkopere resultaten dan handwerk.
Een oude drukpers Voor de eerste drukpers heeft men zich waarschijnlijk laten inspireren door een wijnpers. Hoewel de Chinezen al heel lang drukwerk kenden, werd het in Europa pas in de vijftiende eeuw uitgevonden. Sommige bronnen melden dat Johannes Gutenberg de eerste was, anderen zeggen dat het Laurens Janszoon Coster was. Ze ontwierpen een pers die door een schroef vastgedraaid werd. Een hefboom zorgde ervoor dat er voldoende kracht kon worden overgebracht. De daarop volgende driehonderd jaar konden op deze manier tweehonderdvijftig pagina’s per uur worden bedrukt.
Een metalen pers Aan het eind van de achttiende eeuw introduceerde men metalen persen. Stoompersen dreven deze persen aan. Een rotatiepers drukt met behulp van vier cilinders om en om af. Door cilinderaandrijving konden begin negentiende eeuw 8000 vellen per uur gedrukt worden. Deze werd gebruikt voor het drukken van kranten, omdat dit aanzienlijk sneller ging dan voorheen. Een oude rotatiepers
Toen de offset printer werd ontwikkeld, bleek deze ideaal voor massaproductie. De drukkende delen van de pers draaien en een andere cilinder duwt het papier naar achteren. Je kunt meerdere rollen na elkaar plaatsen. Dit is ideaal voor het drukken in kleur. Voor boeken, kranten, tijdschriften en formulieren is dit nog steeds een populaire afdrukmethode. Sinds het begin van de eenentwintigste eeuw worden hiervoor ook vaak inkjet- en laserprinters gebruikt.
Een galei met een zethaak Tot aan het begin van de twintigste eeuw moest een typograaf het drukwerk rangschikken. Dit deed hij met de hand of met een zethaak. Hij moest een serie letters van het juiste type in de juiste volgorde in de zethaak plaatsen. De zethaak had de lengte van een enkele regel op het papier. Als de zethaak gevuld was, zette de typograaf hem in een galei. Dit lijkt op een dienblad, met aan twee of drie kanten een opstaande rand. De galei dient hierbij als drukplaat.
De Ludlow is een gietproces. Hierbij wordt inkt in de matrijs van verschillende letters gegoten. Pas daarna zet een machine de letters als rij in de galei. Deze techniek is bijzonder geschikt voor kranten, omdat deze in grote aantallen gedrukt worden. Hij heeft ook een nadeel: bij een fout moet de hele regel opnieuw gezet worden. Er zijn machines die de drukgegevens per telegraaf kunnen verzenden. Daardoor kan men gemakkelijk op een andere plaats drukken.
Men kan ook kiezen voor een computer om letters te zetten. In dat geval moet een intelligent systeem de letters precies goed neerzetten. De breedte van de pagina kan hierdoor automatisch worden ingesteld. De machine heeft wel een limiet die gelijk is aan de lengte van de band die de machine aandrijft.
Een elektrische sensor kan letters kiezen en plaatsen. De computer kan berekenen wanneer hij een nieuwe regel moet beginnen, zodat hij geen woorden hoeft af te breken. Als dat wel gebeurd, zal de computer automatisch het koppelteken toevoegen. Ook kan hij een opmaak aan de pagina toevoegen.
Er is nog een drukmethode, die fotozetwerk heet. Het oppervlak van een pagina wordt blootgesteld aan licht, waardoor een afbeelding van de tekst ontstaat. Hiervoor is het noodzakelijk dat ofwel de tekst, ofwel de matrice doorzichtig is. Op die manier ontstaat een positief of negatief beeld.
Later werden lichtstralen vervangen door elektronenstralen. Deze hebben geen spiegels nodig, waardoor het proces een stuk sneller gaat. Op het scherm voor de output kunnen 650 regels per inch staan. Voor meer precies werk is dat zelfs 1300 regels per inch.
Deze methode zorgt voor een gemiddelde snelheid van 1100 tekens per seconde. Dat zijn bijna vier miljoen tekens per uur. Na verdere ontwikkeling werden dit zelfs 3000 tekens per seconde, ofwel 10 miljoen per uur. Dit maakte het mogelijk om hele krantenpagina’s te scannen. De computer kan op deze manier ook afbeeldingen inscannen en in digitale code omzetten.
Zo werkt mengen van kleuren voor respectiefelijk licht en inkt. Door het samenvoegen van hoofdkleuren kan elke kleur worden bereikt. Hierdoor heeft het printproces maar enkele inkten nodig om alles te kunnen afdrukken. Voor licht zijn de primaire kleuren rood, groen en blauw. Hiermee kun je, door de juiste combinaties en verhoudingen, alle kleuren in het spectrum verkrijgen.
Inkt absorbeert sommige kleuren licht, terwijl het de rest reflecteert. De reflectie zorgt voor de kleur die je ziet. Als je twee kleuren mengt, absorbeert de inkt meer kleuren licht. Net als bij licht kunnen drie kleuren inkt het hele kleurenspectrum reconstrueren. Hiervoor moet je de inkt op de juiste wijze combineren.
De kleur geel absorbeert alle blauwe kleuren en reflecteert daarmee rood en groen. Magenta absorbeert groen volledig en reflecteert rood en blauw, cyaan absorbeert rood en reflecteert blauw en groen. Als je deze kleuren mengt, absorbeert de inkt meerdere lichtfrequenties. Hierdoor kun je andere kleuren construeren. Als je alle drie de inkten volledig mengt, absorbeert het elke lichtfrequentie en ziet het oog alleen maar zwart (CMYK).
Bij driekleurig afdrukken moeten de drie kleuren inkt zorgvuldig worden geselecteerd via filters. Vaak komt er een vierde kleur bij, dat is zwarte inkt. Deze accentueert de contouren. Het printproces maakt dus gebruik van vier kleuren: cyaan, magenta, geel en zwart (CMYK). Als voor elke kleur een eigen afdrukplaats bestaat, vereist dit een precieze positionering ten opzichte van elkaar. Alleen dan kun je het juiste kleureffect bereiken.
Een stapel boeken Een boekdrukpers bestaat uit twee hoofdelementen. Het ene element is een soort matrijs en het andere element is een drukelement. Een printoppervlak, met daarop een dun laagje inkt, beweegt richting het papier. Er zijn drie soorten persen, die worden onderscheiden door de toepassing van de hoofdelementen. Als eerste heb je het gebruik van twee vlakke platen, als tweede het gebruik van twee cilinders en als derde de combinatie: een rol en een plaat.
In alle gevallen moet de drukpers eerst inkt op het drukvlak plaatsen. Dit gebeurt met een mechanisme van maximaal twintig rollen. In dit mechanisme brengen zogenaamde opnamerollen de inkt naar de rollen die de inkt verspreiden. Die rolt in de lengterichting heen en weer. Hierdoor ontstaat een gelijkmatige laag inkt op het metalen vlak van de cilinder of de plaat. Uiteindelijk zal het metalen vlak de inkt overdragen op het afdrukvlak.
Als het drukproces een plaat gebruikt, wordt deze plaatgevoed. Dit betekent dat de plaat zal bewegen in de richting van het drukproces, om deze op gang te brengen. Bij rollen bestaat zowel rol als papiergevoed afdrukken. Hierbij bewegen respectievelijk de rol en het papier. Er moet dan worden gezorgd dat het papier zo snel beweegt als bij het drukproces past.
Hiervoor hebben moderne machines een automatische feeder. Deze zorgt er ook voor dat individueel papierdrukken mogelijk is. Met behulp van drie pinnen zal de machine het papier op de juiste manier positioneren. Er zijn ook machines die het papier met perslucht op de juiste plaats zuigen.
Als de vellen de pers verlaten, worden ze besproeid met een poeder, waardoor een coating ontstaat. Hierdoor vindt geen inktoverdracht plaats tussen de verschillende vellen. Een andere methode is het moderne snelheidspersen, waarbij de inkt van een sneldrogende stof is gemaakt.
Drukmachines met platen kunnen 5000 vellen papier per uur drukken. Een cilinderpers kan dit ook. Het nadeel van deze methode is dat het papier tussen de twee rollen kan slippen. Sommige machines laten het papier bedrukken met twee tegen elkaar in draaiende rollen. In principe werkt dit hetzelfde als bij andere rolmachines. Het enige verschil is dat de lengte van het papier theoretisch oneindig kan zijn. Het papier rolt tussen de persen door.
Voor het drukken van meerdere kleuren staan de rollen achter elkaar. Om het papier strak te houden, worden extra rollen ingezet. Het voordeel van deze methode is dat het inkt niet vermengd kan raken.
Moderne rolmachines kunnen 500 meter per uur bedrukken. Dit staat ongeveer gelijk aan 140.000 kranten. In de praktijk is dit echter vaak de helft. Tijdens het drukproces worden de machine en kleuren gecontroleerd door sensoren. Hierdoor kan het resultaat geoptimaliseerd worden.
Drukinkt bestaat uit drie componenten. Het eerste component vervoert de inkt binnen de machine. Het kan een plantaardige basis hebben. Het kan ook een oplosmiddel zijn die uit kerosine is gewonnen. Bij plantaardige basis droogt de inkt doordat het papier het opneemt en oxideert. Hierdoor wordt de inkt ook aan het papier gebonden. Het oplosmiddel droogt door verdamping.
Het tweede component zorgt voor de kleur. Dit zijn pigmenten, kleine vaste deeltjes, die zowel in water als in oplosmiddel slecht oplossen. Het kunnen ook lakken zijn, die verkregen zijn door kleurstoffen op aluminiumpoeder te bevestigen.
Het derde component is een toevoeging. Deze zorgt ervoor dat het mengsel stabiel is. Het geeft de inkt ook andere gewenste eigenschappen. De verhoudingen tussen de ingrediënten kunnen per drukproces verschillen. Tijdens het drukproces zullen deze gecontroleerd en soms ook gewijzigd worden.
Boeken worden gedrukt met vette inkten. De persen drukken af met vette inkten en plantaardige olie zorgt voor het vervoer. Voor het drukken met rollen zorgen oliën en van zware mineralen voor het vervoer.
De kleur zwart wordt vaak door carbon verkregen en ontstaat door de onvolledige verbranding van olie of aardgas. De gekleurde pigmenten zijn samengesteld door anorganische verbindingen van chroom (voor geel, groen en oranje), molybdeen (ook oranje), cadmium (voor rood) en ijzer (blauw).
Inkten kunnen diverse speciale kwaliteiten hebben. Inkten met hoogglans hebben een voertuig op basis van kunststof harsen, die opgelost zijn in een oplosmiddel. Hierbij zijn lood en kobalt toegevoegd. Deze inkt glazuurt als het gedroogd is. Als een drukproces meerdere kleuren gebruikt, moeten alle acties plaatsvinden voordat de inkt droog is. Hierdoor kan alle inkt zich aan het oppervlak blijven hechten.
Sneldrogende inkt maakt ook gebruik van een voertuig op basis van harsen, maar heeft daarbij een sneldrogend oplosmiddel. Er zijn ook inkten die drogen door warmte of kou. Dit ligt aan de samenstelling van inkt. Sommige inkten trekken in het papier als ze vochtig worden. Voor het afdrukken op verpakkingen worden reukloze inkten gebruikt.
Steeds meer boeken, magazines en kranten digitaliseren. Daardoor is tegenwoordig minder behoefte aan drukwerk. Voor bedrijven zal dit schelen in papier- en drukkosten. Er zijn ook genoeg mensen die genoegen nemen met digitaal werk.
Toch zal drukwerk nooit helemaal verdwijnen. Vaak is het nuttig en prettig om iets op papier te hebben staan. Mensen ervaren drukwerk totaal anders dan een beeldscherm. Waar een beeldscherm plat en interactief is, zal papier rust en overzicht brengen. Digitaal werk zal nooit hetzelfde worden als papier.
Waarschijnlijk zal drukwerk in de toekomst specifieker worden ingezet. Mensen kunnen online op zoek gaan naar hun interesses. Als bedrijf kun je daarop inspelen door geïnteresseerden specifiek drukwerk te sturen. Op termijn zal drukwerk dus minder worden ingezet, maar het zal ook doeltreffender zijn.
Voor het project begon hebben we een plan van aanpak gemaakt. Die kun je bekijken door hier te klikken.
Gedurende het project hebben we verscheidene ontwerpen gemaakt. De uiteindelijke ontwerpen zijn hieronder in een lijst gezet. Verder hebben we een navigatieschema gemaakt. Die kan geopend worden door hier te klikken.
Voordat we tekst op de website hebben gezet, moesten we eerst alle informatie vinden. Dit hebben we in een verslag gezet. Die kun je bekijken door hier te klikken.
Tenslotte hebben we nog een weblog bijgehouden. Die kunt u hier vinden.
Het was ons een eer dit werk te doen.